De documentaire vertelt over het leven in de Braziliaanse sloppenwijken, de Favelas van Rio de Janeiro en Sao Paulo. Hierbij wordt een nadruk gelegd op het gewelddadige karakter. Men laat enkele belangrijke ‘spelers’ aan het woord, zoals de jonge gevangene, de straathoekwerker, ondersecretaris van veiligheid en bendeleden.
De makers van de film zien de hoofdoorzaak van de problematiek rond sloppenwijken bij de hoge criminaliteit die er aanwezig is. Drugs –en wapenhandel vieren hier hoogtij en brengen veel geld op. Er leeft een harde strijd tussen verschillende bendes en bendeleden onderling om de controle over deze handel te verkrijgen. Bovendien poogt de politie zijn autoriteit te laten gelden. Volgens de documentairemakers bestaat er een oorlog binnen de stad.
De grootste slachtoffers van het geweld zijn de kinderen. Zij worden gedwongen geweld te plegen, in de hoop zelf te kunnen overleven. Kinderen zijn dus zowel slachtoffers als daders, al mag de oorzaak niet gezocht worden bij hen. Die rol is overduidelijk weggelegd voor de drugsbaronnen. Gelukkig zijn er ook mensen die zich inzetten voor het lot van de kinderen. De film toont hoe een boksschool poogt zoveel mogelijk kinderen van de straat te houden door het voorzien van boksinitiatie. Zo blijven ze weg van criminaliteit en geweld.
Binnen de stad bestaan er ministeden. Dit zijn afgesloten delen van de stad waar de hogere klassen wonen. De veiligheid wordt verzekerd door een groot corps privé security. Dit toont de enorme tegenstelling tussen de sloppenwijken enerzijds en de rijke binnenstad anderzijds.
De grootste slachtoffers van het geweld zijn de kinderen. Zij worden gedwongen geweld te plegen, in de hoop zelf te kunnen overleven. Kinderen zijn dus zowel slachtoffers als daders, al mag de oorzaak niet gezocht worden bij hen. Die rol is overduidelijk weggelegd voor de drugsbaronnen. Gelukkig zijn er ook mensen die zich inzetten voor het lot van de kinderen. De film toont hoe een boksschool poogt zoveel mogelijk kinderen van de straat te houden door het voorzien van boksinitiatie. Zo blijven ze weg van criminaliteit en geweld.
Binnen de stad bestaan er ministeden. Dit zijn afgesloten delen van de stad waar de hogere klassen wonen. De veiligheid wordt verzekerd door een groot corps privé security. Dit toont de enorme tegenstelling tussen de sloppenwijken enerzijds en de rijke binnenstad anderzijds.
Toch is er nog hoop. Bepaalde kinderen, die opgegroeid zijn binnen de favelas, hebben nu een belangrijke rol binnen de Braziliaanse overheid en kunnen via hun invloed eventueel een einde maken aan het geweld. De belangrijkste doelstelling voor Brazilië is het stoppen van het geweld en het terugbrengen van de veiligheid en mogelijkheden in de Braziliaanse steden. (1)
De film loopt qua denkwijze parallel met het artikel van Maresch (bendes regeren de sloppenwijken), de kritiek komt dan ook sterk overeen.
Het taalgebruik van de documentaire is zeer interessant. Er wordt gesproken van een ‘onverklaarde’ burgeroorlog. Zoals reeds gezegd bestaat er een harde strijd tussen bendes en is het gebruik van geweld een veelvoorkomend middel om te overleven. Volgens de makers zijn de Braziliaanse sloppenwijken de grootste slagvelden van de wereld. Dit is allesbehalve een nieuwe denkwijze. Er zijn reeds ideeën gekend die stellen dat in de toekomst het militair gebeuren zich zal concentreren in de steden. Men gebruikt interessant cijfermateriaal om aan te tonen dat de Braziliaanse sloppenwijken één van de meest gewelddadige regio’s van de wereld zijn.
Door de nadruk op het geweld (beelden van beschoten overheidsgebouwen) en het woordgebruik (onder andere terrorize) beschrijft men de sloppenwijk als een broeihaard van terrorisme waar niemand aan kan ontsnappen. Dit is een onjuiste stelling aangezien Graham reeds terecht opmerkte dat het geweld binnen sloppenwijken moet gezien worden als een uitloper van gemeenschapsproblemen en niet als terroristische daden ten opzichte van het wereldsysteem of de gevestigde orde.(2) Bovendien moet de densiteit van geweld gerelativeerd worden daar het merendeel van de favelamaatschappij op een vreedzame manier, via een informele markteconomie, poogt te overleven.(3) Er is feitelijk weinig sprake van sociale onrust stelt Carneiro. (4) Hiervoor heeft de documentaire veel te weinig aandacht!
Al erkent men wel dat de bevolking van de favelas zelf het grootste slachtoffer van geweld is, de aandacht is disproportioneel. Daar waar de rijke buurten sterk beschermd worden door privé-bedrijven, wordt de favelabevolking aan haar lot overgelaten.
Mark Davis gaat veel meer de nadruk leggen op de sterke tegenstelling (strijd) tussen de sloppenwijken en de imperiale stad. De makers van de documentaire maken een sterk onderscheid tussen deze twee stadsdelen, maar zien meer strijd binnen de sloppenwijken zelf dan tussen die twee delen. Dit is een juiste perceptie, volgens mij is de overlevingsstrijd de hoofdoorzaak van geweld, maar blijft dit voornamelijk binnen de krottenwijken
Een zwak punt van de documentaire is het feit dat ze de nadruk leggen op de desintegratie van de krottenwijken via het beschrijven van momenten van (vijandige) interactie tussen de sloppenwijk en de ‘imperiale’ stad, zoals de strijd tegen drugs en terrorisme. Er bestaat wel degelijk ook positieve interactie, wat een relatieve integratie met zich meebrengt. (5) De documentaire spreekt van een grenslijn tussen enerzijds de sloppenwijk en anderzijds de rijkere binnenstad. Vanzelfsprekend bestaat er een afstand, maar die is niet onoverbrugbaar! Dit werd beschreven in het artikel van Paul Sneed, die stelt dat dansfeesten de verschillende sociale klassen samenbrengt en hiermee de stedelijke geografische en sociale grenzen overschrijdt. (6)
In tegenstelling tot auteurs zoals Paul Sneed of Duffield wordt hier geen aandacht geschonken aan mogelijke informele mechanismen die zorgen voor bepaalde orde. Er is geen sprake van een sociale regulatie, wel van een oncontroleerbare chaos waartegen de politie moet optornen. De makers vertellen dat gerechtigheid in de sloppenwijken gebracht moeten worden, maar dat dit heel moeilijk is. Hiermee voeden ze het idee dat de centrale macht afwezig is en dat steden de staatssoevereiniteit helpen afbrokkelen. Duffield daarentegen is ervan overtuigd dat bepaalde vormen van informele organisatie, zoals bendes, zorgen voor alternatieve vormen van bescherming, legitimiteit en waarden. (7) Hierbij provoceert de stad wel degelijk gedeeltelijk de macht van de overheid. Maar er moet wel een belangrijke nuance aangebracht worden. Niet de hele stad, maar enkel gestructureerde bendes dagen de staatssoevereiniteit uit. Zelfs dan is er een bepaalde verstandhouding/interactie met de centrale macht, die hierdoor nooit volledig afwezig is. De lagere lokale Staatsafgevaardigden zijn een belangrijke tussenschakel tussen de informele macht en de centrale overheid.(8) De makers spreken van een paradox: bendes bedreigen de politiemacht, maar kunnen dit enkel door de illegale wapenhandel met diezelfde politiecorpsen. Dit is een interessante vaststelling.
De documentaire veroordeelt terecht het geweld, maar geeft het disproportioneel veel aandacht. Ze concluderen wel juist dat het geweld moet verdwijnen alvorens er mogelijkheden kunnen gecreëerd worden.
Het taalgebruik van de documentaire is zeer interessant. Er wordt gesproken van een ‘onverklaarde’ burgeroorlog. Zoals reeds gezegd bestaat er een harde strijd tussen bendes en is het gebruik van geweld een veelvoorkomend middel om te overleven. Volgens de makers zijn de Braziliaanse sloppenwijken de grootste slagvelden van de wereld. Dit is allesbehalve een nieuwe denkwijze. Er zijn reeds ideeën gekend die stellen dat in de toekomst het militair gebeuren zich zal concentreren in de steden. Men gebruikt interessant cijfermateriaal om aan te tonen dat de Braziliaanse sloppenwijken één van de meest gewelddadige regio’s van de wereld zijn.
Door de nadruk op het geweld (beelden van beschoten overheidsgebouwen) en het woordgebruik (onder andere terrorize) beschrijft men de sloppenwijk als een broeihaard van terrorisme waar niemand aan kan ontsnappen. Dit is een onjuiste stelling aangezien Graham reeds terecht opmerkte dat het geweld binnen sloppenwijken moet gezien worden als een uitloper van gemeenschapsproblemen en niet als terroristische daden ten opzichte van het wereldsysteem of de gevestigde orde.(2) Bovendien moet de densiteit van geweld gerelativeerd worden daar het merendeel van de favelamaatschappij op een vreedzame manier, via een informele markteconomie, poogt te overleven.(3) Er is feitelijk weinig sprake van sociale onrust stelt Carneiro. (4) Hiervoor heeft de documentaire veel te weinig aandacht!
Al erkent men wel dat de bevolking van de favelas zelf het grootste slachtoffer van geweld is, de aandacht is disproportioneel. Daar waar de rijke buurten sterk beschermd worden door privé-bedrijven, wordt de favelabevolking aan haar lot overgelaten.
Mark Davis gaat veel meer de nadruk leggen op de sterke tegenstelling (strijd) tussen de sloppenwijken en de imperiale stad. De makers van de documentaire maken een sterk onderscheid tussen deze twee stadsdelen, maar zien meer strijd binnen de sloppenwijken zelf dan tussen die twee delen. Dit is een juiste perceptie, volgens mij is de overlevingsstrijd de hoofdoorzaak van geweld, maar blijft dit voornamelijk binnen de krottenwijken
Een zwak punt van de documentaire is het feit dat ze de nadruk leggen op de desintegratie van de krottenwijken via het beschrijven van momenten van (vijandige) interactie tussen de sloppenwijk en de ‘imperiale’ stad, zoals de strijd tegen drugs en terrorisme. Er bestaat wel degelijk ook positieve interactie, wat een relatieve integratie met zich meebrengt. (5) De documentaire spreekt van een grenslijn tussen enerzijds de sloppenwijk en anderzijds de rijkere binnenstad. Vanzelfsprekend bestaat er een afstand, maar die is niet onoverbrugbaar! Dit werd beschreven in het artikel van Paul Sneed, die stelt dat dansfeesten de verschillende sociale klassen samenbrengt en hiermee de stedelijke geografische en sociale grenzen overschrijdt. (6)
In tegenstelling tot auteurs zoals Paul Sneed of Duffield wordt hier geen aandacht geschonken aan mogelijke informele mechanismen die zorgen voor bepaalde orde. Er is geen sprake van een sociale regulatie, wel van een oncontroleerbare chaos waartegen de politie moet optornen. De makers vertellen dat gerechtigheid in de sloppenwijken gebracht moeten worden, maar dat dit heel moeilijk is. Hiermee voeden ze het idee dat de centrale macht afwezig is en dat steden de staatssoevereiniteit helpen afbrokkelen. Duffield daarentegen is ervan overtuigd dat bepaalde vormen van informele organisatie, zoals bendes, zorgen voor alternatieve vormen van bescherming, legitimiteit en waarden. (7) Hierbij provoceert de stad wel degelijk gedeeltelijk de macht van de overheid. Maar er moet wel een belangrijke nuance aangebracht worden. Niet de hele stad, maar enkel gestructureerde bendes dagen de staatssoevereiniteit uit. Zelfs dan is er een bepaalde verstandhouding/interactie met de centrale macht, die hierdoor nooit volledig afwezig is. De lagere lokale Staatsafgevaardigden zijn een belangrijke tussenschakel tussen de informele macht en de centrale overheid.(8) De makers spreken van een paradox: bendes bedreigen de politiemacht, maar kunnen dit enkel door de illegale wapenhandel met diezelfde politiecorpsen. Dit is een interessante vaststelling.
De documentaire veroordeelt terecht het geweld, maar geeft het disproportioneel veel aandacht. Ze concluderen wel juist dat het geweld moet verdwijnen alvorens er mogelijkheden kunnen gecreëerd worden.
Jelle De Ketelbutter
Gebruikte literatuur:
(1) Journeyman Pictures, Favela Wars. Geraadpleegd op 16 december 2008 op http://nl.youtube.com/watch?v=BqO3qCgyFJ0&feature=related.
(2) Graham, S. (2004). Cities, War and Terrorism. Blackwell, Oxford, p. 28-29.
(3) Raeymaekers, T. Lesnotities van 8 december 2008.
(4) Carneiro, F. (1997) The Changing Informal Labour Market in Brazil: Cyclicality versus Excessive Intervention, Fondazione Giacomo Brodolini and Blackwell Publishers, 11 (1), p. 2.
(5) Mike Davis Part II, green zones and slum cities’, Tom Dispatch, May 11TH, 2006, at http://www.tomdispatch.com/post/82790/tomdispatch_interview_mike_davis_green_zones_and_slum_cities.
(6) Sneed, P. (2008). Favela Utopias: ‘the Bailes Funk in Rio’s Crisis of Social Exclusion and violence’. Latin American Research Review. 43(2), p. 57-79.
(7) Duffield, M. (2002). Social reconstruction and the Radicalization of development: Aid as a Relation of Global Liberal Governance. Development and Change, 33(5), p. 1061.
(8) Arias, E. (2004). Faith in Our Neighbors: Networks and Social Order in Three Brazilian Favelas. Latin American Politics & Society, 46 (1), p. 2.
(5) Mike Davis Part II, green zones and slum cities’, Tom Dispatch, May 11TH, 2006, at http://www.tomdispatch.com/post/82790/tomdispatch_interview_mike_davis_green_zones_and_slum_cities.
(6) Sneed, P. (2008). Favela Utopias: ‘the Bailes Funk in Rio’s Crisis of Social Exclusion and violence’. Latin American Research Review. 43(2), p. 57-79.
(7) Duffield, M. (2002). Social reconstruction and the Radicalization of development: Aid as a Relation of Global Liberal Governance. Development and Change, 33(5), p. 1061.
(8) Arias, E. (2004). Faith in Our Neighbors: Networks and Social Order in Three Brazilian Favelas. Latin American Politics & Society, 46 (1), p. 2.
2 opmerkingen:
Graag had ik als reactie op deze blogpost willen inzoomen op de aangehaalde discussie of geweld binnen sloppenwijken gezien moet worden als terroristische daden of het geweld een uitloper is van gemeenschapsnoden.
Als we de berichten in deze blog lezen, is het duidelijk dat er een bepaald discours heerst waarin sloppenwijken worden afgeschilderd als een slagveld van terroristische daden. Ik vind het dan ook boeiend dat de auteur van deze blogpost dit pessimistisch taalgebruik in het besproken filmpje aanhaalt en onder de loep neemt.
Maar er is meer. Waar echter in heel de blog weinig aandacht aan gegeven wordt is het feit dat het geweld binnen de sloppenwijken immers niet enkel wordt gezien als terroristische daden, maar sloppenwijken ook worden gezien als een broeihaard voor terrorisme. Als bewijs worden bijvoorbeeld de aanslagen in Casablanca aangehaald waarbij de bommenleggers, stuk voor stuk opgroeiden in de sloppenwijken van Sidi-Moumen, die zich zo'n tiental kilometer rond Casablanca uitstrekken (1).
Maar er zijn ook tegenbewijzen zoals het artikel ‘Education, Poverty and Terrorism: Is There a Causal Connection?’ van Krueger en Maleckova (2003). Volgens deze auteurs is er weinig direct verband tussen armoede, educatie en terrorisme.
Dit discours blijkt desondanks verleidelijk te zijn om blindelings over te nemen. Zo kunnen we dit bijvoorbeeld terugvinden in een stelling van de UN aangehaald in een nieuwsartikel van Reuters op 15 december 2006: “The rapid growth of slums in the world's towns and cities is increasing urban poverty and creating a breeding ground for terrorism, fanaticism, pollution and disease (2).
Ik vind het zeer belangrijk om dit discours bloot te leggen omdat het bepaalde praktische implicaties heeft die we ook terugvinden in deze blog. De sloppenwijken worden immers als ‘target’ gezien in de ‘war on terror’. Zo bespreekt de blogpost ‘Soldier on every corner?’ de toenemende verstedelijking van oorlogsvoeren en gaat de blogpost ‘Camera on every corner?’ in op de toename van camerabewaking in de stedelijke ruimte om terroristische aanslagen te voorkomen.
Daarnaast wordt volgens Smets en Salman (2008) onder de mom van het uitschakelen van terroristische haarden, pogingen ondernomen om onwenselijke gedragingen van burgers in deze sloppenwijken te onderdrukken.
Tegenover dit discours van afschilderen van geweld binnen sloppenwijken als terroristisch, vinden we in twee blogposts de stelling terug van Graham (2004). Hij stelt dat de geweldplegingen niet gezien mogen worden als terroristische daden tegen het wereldsysteem of de gevestigde orde. Volgens Graham (2004) is dit geweld eerder een uitlopen van gemeenschapsproblemen.
Een mooi voorbeeld die deze stelling ondersteunt, kunnen we terugvinden in de uitbarsting van het xenofobisch geweld in Zuid-Afrika in mei 2008. De meeste conflicten bevonden zich in informele nederzettingen of townships rond de grote steden in Zuid-Afrika (HSCR, 2008). Als voornaamste oorzaak wordt in vele bronnen de erbarmelijke socio-economische situatie in deze townships naar voren geschoven. Door de recente stijging van voedsel- en energieprijzen en door de stijgende inflatie die vooral een impact hebben op de armsten van de bevolking, werd de laatste maanden een toenemende competitie gepercipieerd op het vlak van huizen, gezondheidszorg, werkgelegenheid, ondernemingsmogelijkheden, etc. (HSCR, 2008). Migranten werden dus gezien als stelers van deze schaarse bronnen en hierdoor aangevallen.
Belangrijk volgens mij in het verschil tussen de twee opvattingen over geweld in sloppenwijken is de manier waarop men vanuit een bepaalde opvatting naar de oplossing van het probleem kijkt. Kiest men er voor om op elke hoek een camera te zetten en nieuwe militaire interventietechnieken voor steden te ontwikkelen of zal men focussen op basis- en gemeenschapsnoden en deze proberen te verbeteren?
Stefanie Dhondt
(1) http://standaard.typepad.com/marokko_ongesluierd/2007/03/16_maart_2003.html
(2) http://www.alertnet.org/thenews/newsdesk/DEL110476.htm
Graham, S. (2004). Cities, War and Terrorism. Blackwell, Oxford.
HSRC. (2008). Citizenship, violence and xenophobia in South Africa: Perceptions from South African communities. Geraadpleegd op 26 december, 2008, op http://www.hsrc.ac.za/Document-2807.phtml
Krueger, A. B., & Maleckova, J. (2003). Education, Poverty and Terrorism: Is There a Causal Connection? Journal of Economic Perspectives, 17 (4), 119–144.
Smets, P. & Salman, T. (2008). Countering Urban Segregation: Theoretical and Policy Innovations from around the Globe. Urban Studies, 45 (7), 1307-1332.
Een reactie posten