zondag 28 december 2008

Een nieuwe geografie van conflict: 'slum wars’ in Nicaragua

Rodger, D. (2007). Slum Wars of the 21st Century: The New Geography of Conflict in Central America. Crisis States Research Centre Working Paper No.10, LSE: London.

In deze blogpost wil ik de aandacht vestigen op de hierboven vermelde paper van Dennis Rodgers, docent Stedelijke Ontwikkeling in Londen, waarin een interessante analyse gemaakt wordt van de geschiedenis van geweld in Nicaragua en het geweld van bendes in de hoofdstad Managua. Het is alvast niet mijn bedoeling u in deze vredige dagen rond Kerstmis en Nieuwjaar te weerhouden van vreugde en blijdschap...

De Sandinisten kwamen in Nicaragua aan de macht in 1979 na twee decennia van een voornamelijk landelijke guerrillastrijd. De Contra oorlog die uitbrak in de vroege jaren 1980 werd ook in hoge mate op het platteland gevoerd. Het einde van de oorlog in 1990, bracht een nieuw regime en een verschuiving van de geografie van conflict met zich mee. Gedemobiliseerde guerrillas werden zowel actief op het platteland als in de stad, waardoor vele slachtoffers vielen onder de burgerbevolking. Midden jaren ’90 namen deze groepen daarentegen in belang af, maar criminaliteit in de steden bleef echter sterk stijgen. Volgens officiële statistieken is het aantal misdrijven tussen 1990 en 2004 verviervoudigd. Misdaden tegen personen (waaronder moorden, verkrachtingen en mishandelingen) steeg met ruim 460 procent (we moeten hier echter in rekening nemen dat officiële statistieken en onderrapportering een groot probleem vormen in Nicaragua).

Ondanks het einde van de burgeroorlogen die Centraal-Amerika teisterden in voorbije decennia, blijft geweld de regio aantasten. De meeste mensen zien jeugdbendes als het probleem. Ze komen voor in alle grote stedelijke centra van Nicaragua, maar het meest in de hoofdstad Managua, waar zich zo'n 41% van de stedelijke bevolking bevindt. Verstedelijking is de afgelopen 15 jaar in Nicaragua sterk gestegen met als gevolg dat Nicaragua momenteel het meest verstedelijkte land is van Centraal-Amerika.

Sommigen verbinden de opkomst van deze bendes aan factoren zoals de sociale relaties die zwakker zijn in steden en de sociaal versplinterde stedelingen bijgevolg meer neigen tot geweld. Rodgers weerlegt het klassieke argument van een verschuiving in de politieke economie van geweld - van georganiseerd politiek geweld naar criminaliteit – en stelt een geografische verschuiving vast van ‘peasant wars’ (Wolf, 1969) naar ‘urban wars’ (Beall, 2006). Hij ondersteunt dit met drie argumenten. Ten eerste waren de landelijke grondslagen van de Sandinistische revolutie kenmerkmerkend voor de boerenopstanden in de 20ste eeuw, die een reactie waren op de sociale ontwrichtingen die de markt met zich meebracht. Ten tweede bemerkt hij dat, ondanks de invloed van verstedelijking en zwakkere sociale relaties in steden op de verplaatsing van de post-revolutionaire criminaliteit van de stad, hedendaags stedelijk geweld grotendeels afhankelijk is van de ongelijke economische en politieke betrekkingen. Tenslotte stelt Rodger dat stedelijk geweld gericht is op sloppenwijken, die men eerder kan beschouwen als vluchtige sites van uitsluiting, in plaats van een reserve aan arbeidskrachten voor een formele economie, die steeds meer transnationaal wordt.

De stedelijke problematiek zien we ook duidelijk in het werk van Mike Davis (2004; 2006) over de wereldwijde uitbreiding van stedelijke sloppenwijken. Davis betoogt dat deze nieuwe sloppenwijken bewoond worden door diegenen die zich in toenemende mate buiten de formele economie bevinden. Steden worden in een snel tempo ‘stortplaatsen’ voor diegenen die zijn uitgesloten van de globalisering en van toenemende technologische en informatieve productieprocessen. Davis definieert de opkomst van sloppenwijken alsa fully franchised solution to the problem of warehousing the twenty-first century’s surplus humanity’ (Davis, 2004:28). Daarnaast beschrijft hij sloppenwijken als ‘vulcanoes waiting to errupt’. Davis’ onderzoek ondersteunt bijgevolg de stedelijke problematiek in Beall’s ‘urban wars of the 21st century’. Gezien het feit dat geweld eerder voortvloeit uit het bestaan van sloppenwijken, merkt Rodgers op dat we wellicht eerder moeten spreken over ‘slum wars of the 21st century’.

Ondanks de negatieve gevolgen van het geweld van jongerenbendes in de sloppenwijken van Managua tot midden de jaren ‘90, brachten ze destijds ook positieve aspecten met zich mee. Bendes zorgden enerzijds voor een gevoel van veiligheid en anderzijds voor een zekere vorm van een gemeenschap voor de lokale buurtbewoners. Vandaar dat er in de jaren ’90 een sterk gevoel van identificatie met de lokale bendes heerste. Bendes organiseerden het lokale collectieve leven in de sloppenwijken en de arme buurten.

Bendes in de steden van het post-revolutionair Nicaragua creëren echter een nieuwe vorm van sociale orde die ernstige gevolgen heeft, zoals het ‘splintering urbanism’ (Graham, Marvin, 2001) in Managua. De stad werd opgesplitst in een groot aantal geïsoleerde ‘safe havens’, die door de elite-bemachtigde Nicaraguaanse staat werd gesponsord om zich te isoleren van de wijdverspreide criminaliteit en onveiligheid. Het resultaat van deze investeringen wordt door Rodgers geschetst in een beeld van de stad als een zee van sloppenwijken met daarin enkele goed afgesloten luxezones: de luchthaven, de betere woonbuurten, een uptown stadscentrum van dure bars, restaurants, clubs en exclusieve supermarkten. Deze zones zijn met elkaar verbonden door grote wegen waardoor de armen volledig van de rijken worden gescheiden. Het stadsbeeld en de sociale verhoudingen binnen de stad wijzigden dus ingrijpend.

Steeds vaker worden sloppenwijken en arme buurten het doelwit van gewelddadige politietroepen, die de hoogmoedige macht van de staat symbolisch willen aantonen en daarmee de segregatie tussen rijke en arme mensen in stand willen houden. Stedelijk geweld wordt dus in de sloppenwijken van de stad geduwd, zodat de overheid Nicaragua als ‘het veiligste land van Latijns-America’ kan promoten. Het begrip ‘urbicide’, gedefinieerd als ‘het opzettelijk kapot maken of doden van de stad’ is hier dus een treffende weerspiegeling van het proces van sociale oorlogvoering tussen rijk en arm, die kenmerkend is voor het stedelijke Nicaragua van de 21ste eeuw. Deze stedelijke processen vormen een kenmerk van de stedelijke politieke economie van Managua gedurende de voorbije decennia als een resultaat van ‘disembedding’ -sociale relaties worden losgeweekt uit hun lokale context- die de stad heeft ondergaan en waardoor de sloppenwijken verwaarloosd worden. Deze strategische verwaarlozing heeft echter geleid tot een verslechtering van geweld door bendes in de sloppenwijken. Ze worden overheerst door drughandel en gescheiden van elk gevoel van lokale identificatie, terwijl het dagelijks ‘intra-slum’ geweld dramatisch gestegen is.

Rogdgers besluit dat het huidige geweld in Nicaragua een duidelijke voortzetting is van geweld uit het verleden -de sociale oorlogsvoering op het platteland-, maar gewoon in een nieuwe geografische context. Hij slaagt er naar mijn oordeel goed in ons een beter inzicht te geven in het veranderende landschap van geweld in het hedendaagse Centraal-Amerika. Tijdens dit onderzoek citeert hij enkele meningen van verscheidene auteurs zodat het onderwerp op een genuanceerde manier wordt behandeld. Het is naar mijn mening belangrijk dat we het hedendaagse geweld kaderen in de geschiedenis ervan, zodat we begrijpen hoe en waarom geweld naar boven komt.

Eva De Leever

Bronnen:

Geen opmerkingen: