dinsdag 16 december 2008

Favela Utopias


Sneed, P. (2008). Favela Utopias: ‘the Bailes Funk in Rio’s Crisis of Social Exclusion and violence’. Latin American Research Review. 43(2), 57-79.


Paul Sneed beschrijft in zijn artikel een specifiek Braziliaans sociaal fenomeen, namelijk de funkmuziek in de favelas van Rio de Janeiro.

Volgens Sneed speelt funk een aanzienlijke rol in het leven van de arme Braziliaanse bevolking, doordat ze een ‘utopische’ ervaring oplevert voor de deelnemers van de muzikale festijnen. Funkmuziek ontwikkelt het gevoel van een ideale wereld, een collectieve ruimte waar iedereen welkom is en zich kan ontplooien naar eigen hartelust. Het vormt zo een onderdeel van het escapistisch verlangen van de bevolking in de sloppenwijken, om te ontsnappen uit de harde werkelijkheid. Het geeft een gevoel van hoop en ontwikkeling van macht (empowerment). Funk geeft, volgens de auteur, de mogelijkheid aan de lagere bevolkingsgroepen om tijdelijk de sociale hiërarchie om te draaien.
De auteur ziet geheel terecht het specifieke karakter van funk in, immers de hoge graad van participatie en interactie tussen publiek en uitvoerders, waardoor de deelnemers een unieke ervaring verkrijgen. Er is dus geen sprake van een absolute scheiding tussen consumptie en productie, wat in vele andere muziekstijlen wel het geval is!
De participatiegraad van funkmuziek heeft als belangrijkste implicatie de ontwikkeling van Brasilidade, de Braziliaanse nationale identiteit. De sociabilisering van de favelabevolking wordt dus mede mogelijk gemaakt door een populaire danscultuur. Die sociabiliteit overstijgt zelfs de gender, sociale, raciale en geografische grenzen! Zo worden vrouwen, leden van de midden- en zelfs hogere klasse, homo’s,… op de bijeenkomsten geduld. De auteur spreekt van ‘the creation of an intensely unified and vibrant musical community in which there are no outsiders, no rich and poor, no black and white, but instead individual members of a funk crowd, or massa funkeira, an enormous collectivity of fans’. Toch is de favela, volgens Sneed, een afzonderlijke gemeenschap binnen een stad. Dit is een zeer interessante insteek. (1)

De etnografische methodologie van het artikel is de sterkste kant van de publicatie. In tegenstelling tot vele andere auteurs heeft Paul Sneed jaren in de favelas gewoond en hierdoor een belangrijke band opgebouwd met de lokale gemeenschap en haar culturele gebruiken.
Dit maakt hem echter ook kwetsbaar voor het verliezen van de noodzakelijke ‘afstand’. Hij voelt zich verbonden met de favela, wat zijn onderzoek niet altijd ten goede komt. Zijn analyse van het belang van funk voor de favelamaatschappij staat bol van het idealisme en oogt zo weinig wetenschappelijk en neutraal. Een mooi voorbeeld is zijn overtuiging dat er op de dansfeesten een harmonie heerst tussen de verschillende groepen. Hierbij houdt hij duidelijk geen rekening met homofobie, vrouwonvriendelijkheid en criminaliteit in het algemeen, waardoor volgens mij geen volledige realistisch beeld wordt opgetrokken. Toch mogen we ervan uitgaan dat de funkmuziek een belangrijke sociabiliteitsfactor vormt.
De redenering dat de muziek escapistische motieven heeft, dringt onmiddellijk de vergelijking met drugs en alcohol op. Terwijl dat funk veeleer een belangrijk sociaal en gemeenschapsgebeuren is. Hieraan gaat de auteur voorbij.
Het artikel kent ook een oppervlakkig karakter, met een beperkte theoretische basis. Naar mijn inziens is er met dit artikel een belangrijke kans verloren gegaan om een sterke analyse te maken van het aandeel van funk binnen de sociabiliteit van de favela. De gebruikte methodologie is sterk maar levert niet het gewenste resultaat op.
Toch heeft Sneed wel degelijk voldoende inzicht vergaard om funk als een onderdeel van de informele sociale sfeer te onderzoeken. Zijn stelling dat de funkmuziek homogeniserend werkt, is een belangrijke these. Er is sprake van een sterke interactiviteit, wat leidt tot een Braziliaanse persoonlijkheid: een eenheid binnen de favelasamenleving. Deze eenheid mag, volgens mij, niet overschat worden daar er zeker spanningen bestaan binnen de sloppenwijken en tussen arm en rijk. Criminaliteit en geweld zijn urgente problemen in de Braziliaanse sloppenwijken, er bestaat immers een relatie tussen ontwikkeling en veiligheid. Toch mag het belang van culturele/sociale gebruiken zoals funk niet over het hoofd gezien worden. (2)

De ideeën rond sloppenwijken vandaag de dag worden gekenmerkt door pessimisme, waarbij wetenschappers vrezen dat favelas de nieuwe spanningsvelden worden. De geweldplegingen worden afgeschilderd als terroristische daden. Terwijl ze moeten beschouwd worden als het resultaat van lokale problemen dat elke soort gemeenschap kent. (3) Sneed, in navolging van Duffield, merkt correct op dat er binnen deze ruimte, ondanks de interne strijd en conflicten, belangrijke informele mechanismen aanwezig zijn die voor een bepaalde orde (sociale regulatie) zorgen (4). Zo ontstaat er een vorm van sociabiliteit, onder andere via funkmuziek. De informele regelgeving (bv. Bendes) in sloppenwijken stelt de centrale macht niet in vraag, maar gaat een interactie aangaan. Zo is de centrale macht niet afwezig! (5)
Funk is een belangrijke uitlaatklep van frustraties die ervoor zorgt dat de Staatssoevereiniteit niet structureel wordt bedreigd, aangezien de Favelabevolking het utopische gevoel krijgt dat ze in de Braziliaanse samenleving wordt geïntegreerd en macht verkrijgt. De stedelijke ruimte staat zo niet loodrecht tegenover de centrale overheid. Ook ik ben ervan dat de tegenstelling stad – centrale overheid te scherp wordt gesteld in hedendaagse literatuur.
Davis poneert dat sloppenwijken urbaniteit zonder stedelijkheid zijn en dat de bevolking niet geïntegreerd is in de stad. (6) Sneed veegt deze gedachtegang van de tafel door te stellen dat funkmuziek een (tijdelijke!) Braziliaanse identiteit ontwikkelt bij de arme stedelijke bevolking, die ze deelt met de hogere klassen. Funk overstijgt dus tijdelijk de klassetegenstellingen, al beseft Sneed ook dat deze structureel geworteld zijn. Er is dus geen absolute opdeling tussen de stadskern en de omringende krottenbuurten zoals Mike Davis stelt. (7) Er zijn momenten van integratie.
In tegenstelling tot Davis, spreekt Sneed dus niet over sloppenwijken als een vulkaan van woede die op uitbarsten staat, maar over een muzikale gemeenschap, ontstaan via collectieve activiteiten. Het is dus geen kolkende massa, maar een passionele gemeenschap. Deze stellingen maken van dit artikel een interessante publicatie. Het blijft echter bij een oppervlakkige beschrijving dat idealiserend en moraliserend werkt. (8)

Concluderend kunnen we stellen dat het artikel een groot potentieel in huis heeft om via het veldwerk een belangrijke bijdrage te leveren tot de etnografie van de sloppenwijken. Maar dit is met deze publicatie nog niet bereikt.

Jelle De Ketelbutter

Gebruikte literatuur

(1) Sneed, P. (2008). Favela Utopias: ‘the Bailes Funk in Rio’s Crisis of Social Exclusion and violence’. Latin American Research Review. 43(2), p. 57-79.
(2) Duffield, M. (2002). Social reconstruction and the Radicalization of development: Aid as a Relation of Global Liberal Governance. Development and Change, 33(5), p. 1067.
(3) Graham, S. (2004). Cities, War and Terrorism. Blackwell, Oxford, p. 28-29
(4) Duffield, M. (2002), p. 1061.
(5) Lesnotities Timothy Raeymaekers van 8 december 2008.
(6) Mike Davis Part I, green zones and slum cities’, Tom Dispatch, May 11TH, 2006, at http://www.tomdispatch.com/post/82790/tomdispatch_interview_mike_davis_green_zones_and_slum_cities.
(7) Mike Davis Part II, green zones and slum cities’, Tom Dispatch, May 11TH, 2006, at http://www.tomdispatch.com/post/82790/tomdispatch_interview_mike_davis_green_zones_and_slum_cities.
(8) Davis, M. (2004). Planet of slums. Urban Involution and the Informal Proletariat. The left review. 26 (March-April), 13.

Geen opmerkingen: